zaterdag 29 september 2018

Hoop als je lijdt (2)


In mijn vorige blog beschreef ik de hoop die we hebben als christenen.
Niet de hoop dat God ons al het menselijke lijden bespaart,
maar de hoop op een diepere relatie met Jezus.
De Man Die als geen ander met lijden en ziekte bekend was.

Als je bekend bent met lijden, ken je ongetwijfeld ook de worstelingen met God.
Je wilt niet ten onder gaan en dus blijf je koppig vechten om je hoofd boven water te houden.
Dwars tegen alle teleurstellingen in.

Waar komt dat koppig blijven geloven vandaan? Ik heb me dat wel eens afgevraagd.
Herken je het dat je als je van een afstandje naar je situatie kijkt denkt: waarom ben ik hier nog? Hoe kan het dat ik nog steeds geloof? Het zou veel logischer zijn geweest als ik het bijltje erbij neer had gegooid. Toch?

Weet je dat er in de hemel Iemand is Die voortdurend bidt en pleit voor jou?
Hij smeekt Zijn Vader dat je geloof niet op zal houden.
Zou dat de reden kunnen zijn dat je nog altijd die koppige neiging hebt om te blijven geloven?
‘Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen.’ schreeuwt Job. (Job 13:15)
Woorden die zijn gesmeed in het hete vuur van ontelbare worstelingen.

Zo las ik een tijdje terug over de vrienden van Daniël; mannen die waren weggeleid uit hun vertrouwde land. Het land waar ze opgroeiden. Geplaatst in een vreemde cultuur, tussen vreemde mensen met hun vreemde gewoontes en goden. Reken maar dat zij worstelingen hebben gekend. En als klap op de vuurpijl krijgen ze te maken met een enorme beproeving: óf buigen voor een gouden beeld, óf belanden in een heet opgestookte oven.
En dan staan ze voor de koning, en dan zeggen ze dit:
Wij vinden het niet nodig, Nebukadnessar, uw vraag te beantwoorden, want als de God, die wij vereren ons uit een brandende oven en uit uw handen kan redden, zal Hij ons redden. Maar ook al redt Hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht. (Daniel 3:16-18)

Ik heb deze tekst wel drie keer overgelezen, maar het staat er echt.

Maar ook al redt Hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereten, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’

Onbedwingbare moed in een situatie waar ik moedeloos van zou worden.
Ik weet niet of ik uberhaupt de moed zou vinden om te bidden, volgens mij zou ik verlamt zijn van angst.
Laat staan dat ik een uitspraak als deze zou kunnen doen.

Maar die vrienden...
God kán redden; dat weten ze.
God wíl ook redden; geloven ze met heel hun hart.
Ze geloven in het wonder te midden van de druk die ze ervaren.
Dat is al indrukwekkend en om jaloers op te worden.

Maar in het vervolg zien we dat ze een nog veel dieper soort geloof hebben;
het geloof om het lijden te verdragen, mocht God geen wonder doen.
Maar ook al redt Hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’

Ik vroeg mezelf af: geloof ik in wonderen, of geloof ik in God?

Snap je wat ik wil zeggen?
Wat is het fundament van mijn geloof?
Ik geloof in een God, Die in staat is om ons te redden.
Maar durf ik bij dat geloof ook het woordje ‘trouw’ toe te voegen?
Zodat zelfs als mijn dappere, zuchtende, van tranen overstromende gebeden niet beantwoord worden – ik nog steeds op God blijf vertrouwen.

Weerbarstig geloof!

Weten dat alles wat ons in dit aardse leven overkomt beperkt is.
Omdat het de Liefde niet uit kan blussen.
Omdat het de Hoop niet kan verteren.
Omdat het de Vrede niet kan wegvreten.
Omdat het de macht van Jezus niet kan verminderen.

We willen zo graag het negatieve, het verdrietige kwijt raken in ons leven. Wie niet? Ik ook.
Maar zouden we ook kunnen bidden dat we ‘het negatieve met de juiste houding tegemoet gaan treden.’ zoals Francis Schaeffer ooit schreef.

Golgotha en Getsemane waren realtiteit in het leven van Jezus. We kunnen dat niet ontkennen.
Net zoals we het lijden in ons eigen leven en de levens om ons heen niet kunnen ontkennen.
En God vindt het net zo vreselijke als wij. Hij ziet met ons uit naar de dag dat er geen tranen en geen rouw meer zijn.
Nu leven we in de tijd tussen de zondeval en de komende verlossing van alle dingen. Daarom kunnen we nog steeds ziek worden, werkeloos worden, ons huwelijk kan kapot gaan, enzovoort.
Soms geeft God een voorproefje op de hemel door middel van een wonder.
Maar het is niet dat wonder waar ik in geloof.
Het is de God achter het wonder. Die naar de wereld kwam om te lijden en ons te leren hoe we het lijden tegemoet moeten treden. Hij bidt, Hij pleit, Hij smeekt voor ons. Dat ons geloof niet ophoudt.
En Hij blijft het doen. Tot de dag dat alles anders wordt.
Kijk jij daar ook zo naar uit?



6 opmerkingen:

@Lineke zei

Ja het kan me niet snel genoeg zover zijn, Het is weer een prachtige blog die ik heel graag deel.

DanielleOnderweg zei

Prachtig verwoord weer, het grootste wonder is dat Hij ons ziet, ons redde en nu aan de rechterhand van de Vader voor ons bid en voor ons pleit.

www.annderverhaal.nl zei

Prachtig verwoord Mariska. Je beschrijft een proces waar ik ook doorheen ben gegaan. Niet op God zien voor wat Hij kan doen (alles) maar op Hem zien om wie Hij is: mijn Heer en Heiland.

Emma zei

Prachtig geschreven. Dankjewel Hij staat altijd voor ons klaar. Ook als we worstelen het niet meer kunnen geloven. Zijn
arm is nooit te kort om te helpen.

eenhartonderderiem.blogspot.com zei

Wow Mariska, wat schrijf jij mooi. Zo waar allemaal!

Mariska zei

Bedankt voor jullie lieve en mooie reacties. Dat doet zo goed!

Stoppen met hozen