donderdag 29 juni 2017

Mijn tuin, Zijn tuin



Samen lopen we door de tuin. Hij en ik.
Nog niet zo lang geleden stond de tuin vol met van alles en nog wat.
Een chaos was het eigenlijk.
Sommige planten deden het best goed, anderen juist helemaal niet.
Wat was ik vaak aan het ploeteren in mijn tuin.
Planten die andere planten overwoekerden probeerde ik wanhopig op te binden.
Onkruid trok ik weg, waarna het vaak net zo hard weer terug kwam.
Planten die het helemaal niet goed deden probeerde ik een beetje te verstoppen.
Het leek misschien best wel wat, die tuin van mij, maar eigenlijk kwam ik er steeds meer achter dat ik helemaal niet zo goed tuinieren kan. Ik word er alleen maar heel moe van als ik zelf moet zorgen dat mijn tuin op orde blijft. Ik richt me op de planten die er mooi uitzien, en ondertussen vergeet ik aandacht te geven aan dat wat juist aandacht nodig heeft.


Als ik nu rond kijk in mijn tuin moet ik denken aan die tekst in genesis. 
Woest en leeg.
Er is maar weinig meer overgebleven van wat er allemaal ooit stond. 

O het heeft pijn gedaan.
Er zijn heel wat tranen gevloeid. 

Maar wat is het nu even fijn om in die lege tuin te wandelen.
‘We beginnen gewoon weer opnieuw!’ zegt Hij. ‘Wij samen!’


Hier en daar zie ik wat stenen liggen. Die moeten nog opgeruimd. De grond bewerken zeg maar. Een steen die perfectionisme heet. En eentje met de letters TROTS. Een grote steen met ongeloof. En die met angst is me bijna boven het hoofd gegroeid.
Wanneer ik ze zelf op probeer te pakken lukt dat helemaal niet. Veel te zwaar.
‘Doet U het maar’ verzucht ik. En zonder aarzelen pakt Hij die zware stenen op en draagt ze weg. Ver buiten mijn tuin.


 Hoe verder we de tuin in komen, hoe meer er wordt opgeruimd.
Hoe meer ik ook besef dat ik het niet ben die voor mijn tuin kan zorgen, maar Hij.
Wat vind ik het moeilijk om dat toe te laten. Maar wat lijkt het me ook heerlijk!
Dat er Iemand is Die voor je zorgt. Iemand die zo groot en machtig is.
Wat is de mens…
En toch zorgt Hij. Genade heet dat.


Ik denk dat Hij me heel vaak heeft zien ploeteren. Soms deden we het wel even samen, maar veel vaker zette ik Hem op een bankje bij de schutting en ging ik zelf aan de slag.
Ik klaagde en ik steunde hoe zwaar het wel niet was. Maar Hem uitnodigen om het werk van mij over te nemen, dat deed ik niet. Ik wilde zo graag zelf…


Pas hoorde ik een getuigenis van een man. Huilend vertelde hij dat ook hij het zo vaak zelf had willen doen. En dat hij ook zo moe was. Daarna zongen we psalm 103:2 en 6. Met de tranen in mijn ogen zong ik zachtjes mee:

Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven;
Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
Die van 't verderf uw leven wil verschonen,
Met goedheid en barmhartigheên u kronen;
Die in den nood uw redder is geweest. 


Zo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen,
Zo groot is ook voor allen, die Hem vrezen,
De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan;
Zo ver het west verwijderd is van 't oosten,
Zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.


‘Zeg’ hoor ik de stem van Hem die naast me loopt. Ik slik mijn tranen opnieuw weg nu ik terug denk aan die psalm en kijk naar Hem op. ‘Weet je nog dat je een paar maanden geleden vroeg hoe Ik jou zie? En dat je toen een witte bloem zag die langzaam uit de knop kwam?’

Ja ik weet het nog. Ik wist niet wat voor bloem het was, en ik was het beeld eigenlijk alweer een beetje vergeten. Maar nu denk ik opeens aan dat weekend van dat getuigenis. Ik had die week ervoor bloemen gekocht in de supermarkt. Maar toen ik ze nog eens goed bekeek bleken er beestjes in te zitten. Bang dat ik met een huis vol ongedierte zou komen te zitten, ging ik terug naar de kassa en ruilde mijn bos voor een bosje lelies die nog helemaal in de knop zaten.
Ik zette ze thuis in de vaas en wachtte vol spanning af. Maar er gebeurde de hele week niks. Omdat we dat weekend niet thuis zouden zijn twijfelde ik of ik ze weg zou gooien. Maar ik liet ze toch maar staan. Toen we na het weekend de deur van ons huis openden kwam een heerlijke, doordringende geur ons tegemoet. In de kamer stond een bos vol prachtige, witte bloemen.
Nu Hij naast me loopt en me herinnert aan het beeld van de bloem in de knop die Hij me een paar maanden geleden liet zien, moet ik hier weer aan denken.


We lopen inmiddels achter in mijn tuin. ‘Kijk daar’ wijst Hij naar een hoekje achterin.
Daar zie ik ze, precies die knoppen… lelies.
Verrukt kijk ik naar Hem op. Wat een belofte…

We gaan samen verder, zegt Hij.
Als je dicht bij Mij blijft, dan draag je veel vrucht.





Vrede vervult mijn hart.
Liefde stroomt bij mij binnen.
Jezus, U bent mijn kracht, o Heer.
U, de vreugde van mijn hart.

donderdag 22 juni 2017

Lijf


Vorige week zat ik bij de revalidatie-arts.
Er werd veel besproken, er werd onderzocht, er werd gehuild en gelachen.
Het was veel en het was heftig. De afgelopen dagen waren een emotionele achtbaan.
Om wat is geweest, om wat is en om wat nog gaat komen.
‘Je wordt in ieder geval niet van het kastje naar de muur gestuurd. God zorgt nu al!’ appte iemand me vanmorgen. Dat opende me opnieuw de ogen voor God, Die altijd zorgt.
Fijn, als mensen je daarop wijzen als je het zelf even niet ziet.

Er kwam een reeks van mogelijke behandelingen voorbij en daar mag ik nu uit gaan kiezen.
Een ding is me de afgelopen week wel duidelijk geworden: mijn lijf en ik, dat zijn niet de beste vrienden. Ik kan er niet mee, maar ik kan ook niet zonder. We zitten een beetje met elkaar opgescheept zeg maar. Meestal zit mijn lijf me alleen maar in de weg en ik ben er inmiddels een kei in geworden om mijn lijf domweg te negeren. En dat is iets, waar ik nu toch echt van af wil.
Want dat lijf, is geschapen door een liefdevolle God. Het is een geschenk van Hem aan mij.

Vandaag las ik een stukje uit het boek ‘Adem in, adem uit’
Ik deel het graag met jullie, want hier is het hoognodig tijd voor.

Lief lijf, ik zal wat meer respect voor je hebben en je met meer zorg behandelen. Je verdient het, ik verdien het. Ik heb je in de kou laten staan in plaats van je de warmte te geven die je zo nodig had.
Lief lijf, ik zal je weer behandelen naar hoe je bedoeld bent: als een tempel! 
(1 Korinthe 6:9)

En daar, lieve mensen, wil ik dus aan gaan werken.
Met vallen en opstaan, met een traan en met een lach.
Met mijn lieve echtgenoot en met al die andere lieve mensen om me heen.
Maar boven alles met mijn liefdevolle Vader!

donderdag 8 juni 2017

Opnieuw


‘Het lijkt wel of ik een kind hoor huilen...’
Lui pak ik de afstandbediening en zet het geluid van de tv zacht.
Ik hoor een hartverscheurend gehuil uit de kamer van onze jongste.

Ik loop naar zijn kamer en vraag wat er aan de hand is.
Snikkend en snotterend, hortend en stotend komt het verhaal naar buiten.
Pappa had gezegd dat hij absoluut niet meer mocht lezen toen hij op bed werd gelegd.
Maar steeds moest hij aan zijn boek denken en dan wilde hij toch zo graag lezen.
‘Maar ik wil gewoon naar jullie lui-hui-huisteren!!!!’

Mijn moederhart smelt.
Ik neem hem in mijn armen en draag hem naar ons grote bed.
Ik ga naast hem liggen en knuffel zijn tranen weg.
‘Weet je dat ik heel blij ben met jou...’ fluister ik.
‘Kom, dan bidden we nog samen en dan leggen we je boek even
helemaal weg en ga jij lekker slapen.’

De volgende morgen aan het ontbijt kijkt hij me stralend aan:
‘Weet je wat? Ik heb helemaal niet meer aan het boekje gedacht.
Ik dacht aan jou, en toen viel ik heerlijk in slaap.’


Ik ben er van overtuigd dat het met God net zo gaat.
Ik kan zo balen van mezelf.
Weer gefaald. Terwijl ik ook zo graag wil luisteren.
Wanhopig ren ik dan naar Hem toe.
Liefdevol vangt Hij me op en neemt mijn wanhoop weg.
‘Ik ben zo blij met jou. Kom dan beginnen we gewoon opnieuw!’ zegt Hij dan.
En als ik dan opnieuw begin denk ik niet meer aan mijn schuld,
maar aan Zijn Liefde, die mijn hart vult!


dinsdag 6 juni 2017

Thuis!


Stel je voor: je bent een kind wat meereist met het volk Israël.
Jullie hebben net de zee achter je gelaten waar de Egyptenaren zijn verslagen.
Wat een paniek was er uitgebroken toen bleek dat de farao jullie op de hielen zat.
Jullie konden geen kant op en je keek net als alle anderen radeloos om je heen.
Je hoorde je ouders schreeuwen: ‘Heeft Mozes wel enig idee waar hij mee bezig is?’
Je hart klopte zowat uit je borstkas, maar God deed een machtig wonder.
Hij maakte een pad, dwars door de zee!
Je zong en danste mee toen iedereen uitbundig de overwinning vierde.

En paar dagen later liep je achter je ouders aan door de hete woestijn.
De zon brandde heet op je hoofd en je voeten sleepten door het warme zand.
Je kreeg honger en je ouders ook. Je hoorde hen weer mopperen.
‘Waren we maar in Egypte gebleven!’
En toen was er opeens weer vlees in overvloed, een lekker zoet brood en koeken.
Dapper hielp je elke dag manna te verzamelen en opeens wordt het dan Sabbat.
Er ligt geen manna, dus op vrijdag moet er voor twee dagen gebakken worden.

En nu ben je weer verder getrokken met je ouders door de woestijn.
Je krijgt vreselijke dorst. Je vraagt water, maar je krijgt maar een klein slokje, want het is bijna op.
Je wordt moe en je begint te jammeren en je ouders klagen tegen Mozes en dan… Mozes slaat op de rots en het water bruist en kolkt eruit. Er is genoeg voor iedereen en jullie zakken worden weer gevuld.
Maar je hebt dit hoogtepunt nauwelijks verwerkt of je wordt door je ouders in paniek naar een andere plek gebracht want het kamp is aangevallen door de Amalekieten. Juist in het achterste gedeelte; daar waar de kinderen waren.
Jozua snelt met een aantal mannen dichterbij en jaagt de Amalakieten terug de bergen in. Die nacht slaap je bijna niet. Bang vraag je je af wat er nu gaat gebeuren. Mozes heeft het kamp verlaten en is naar de berg tegenover die van de Amalakieten gegaan. Als je die morgen het kleine beetje slaap wat je hebt gehad uit je ogen wrijft, zie je Mozes op de berg; zijn handen omhoog geheven naar God. Je hoort het vechten, maar je mag jezelf niet verroeren. Je beeft van angst, de strijd is zo dichtbij.

Herken je de angst? Herken je de wanhoop?
En dan opeens weer de hoop, omdat God laat zien hoe machtig Hij is.
Herken je de paniek die toe kan slaan als de strijd zo angstaanjagend dichtbij komt?
Vraag je jezelf ook wel eens af waar God mee bezig is?
In de wereld of misschien wel in je eigen leven?

Toen ik een paar weken geleden de verhalen in exodus las, werd ik er stil van.
Het is zo herkenbaar; die hoogtepunten, maar vooral ook die dieptepunten.
Hoop die oplaait, en hoop die weer vervliegt.
De vraag die steeds weer uit je hart opwelt: ‘God, waar bent U mee bezig?’

We vergeten zo vaak dat, ondanks dat de strijd zo voelbaar aanwezig is, de overwinning al is behaalt.
We beseffen niet dat wij, stuk voor stuk, deel uit maken van een groot wonder.
Het kind waar ik hiervoor over schreef, besefte dat net zo min. Hij of zij maakte onderdeel uit van een wonder zo groot, dat er eeuwen later nog over gesproken zou worden. Het was één van die 600.000 mensen die deel uitmaakten van het volk van God.
Ook jij en ik maken daar deel van uit. Alleen zien we het vaak niet, want we staan te dichtbij, we zitten er midden in.
Zie je nog, net als Mozes, dat de Heer je God is Die altijd weer voorziet?
Besef je dat de overwinning al is behaalt, op Golgotha?
Besef je dat God je op een dag thuis zal brengen in het beloofde land.
Ondanks alles. Ondanks de wanhoop, ondanks ons ongeloof, ons klagen en ons mopperen.
Hij brengt ons thuis! Wat een Liefde!
Dat is de hoop waaruit we mogen putten!
 


Stoppen met hozen