woensdag 24 november 2021

LEA – Een vrouw in wie Gods zegen lag voor de mensheid

De nacht is voorbij.

Het eerste morgen licht gloort.

Een kille hand vouwt zich om het hart van Lea.

Terwijl zichzelf deze nacht overgaf aan de liefde van haar bruidegom

zag ze als een berg op tegen de morgen; het uur van de waarheid.

Nu is het zover. Een streep zonlicht schijnt over de aarden vloer de tent in.

Dan ziet haar bruidegom haar, zijn bruid.

Een kreet van verbijstering en wanhoop verscheurt de stilte.

Jakob verwachtte haar niet naast hem.

Hij verwachtte haar zusje: Rachel.

Van Rachel hield hij vanaf het eerste moment dat hij haar zag, zeven jaar geleden.

Op Rachel heeft hij gehoopt.


Hij voelt zich bedrogen, denkt Lea.

Behandeld als een onmondig kind.

Ik ben aan hem opgedrongen en hij wil me niet.

Wat doet dat pijn.


Terwijl Jakob briesend van woede voor Laban staat, 

worstelt Lea met haar hunkerende hart.

Een hart wat verlangt naar de liefde die ze niet krijgt.


‘Toen de Heere zag, dat Lea niet bemind was, opende Hij haar schoot.’ 

vertelt de bijbel.


God sluit nooit een deur of Hij opent een andere; zegt een Iers spreekwoord.

Hij wordt niet geremd door het feit dat Lea niet zo mooi is als Rachel.

Hij let niet op wat voor ogen is, Hij let op het hart.

En het hart van Lea – veel meer dat dat van de mooie Rachel – gaat uit naar God.

Het diepe verdriet van Lea drijft haar naar haar Schepper.

Dat kunnen we zien in de namen die ze aan haar kinderen geeft.


Ruben betekent: God heeft mijn ellende aangezien.

Lea heeft ervaren dat wie het uitroept naar de Heere, antwoord krijgt.


Haar tweede zoon krijgt de naam Simeon: God heeft mij verhoord.

Steeds als ze zijn naam uitspreekt, herinnert ze zichzelf aan dat feit.

God heeft mij verhoord.


Zie je hoe de namen van deze twee jongens verwijzen naar de trouw van God?

Het verdriet in het leven van Lea wordt in Gods hand de bouwsteen 

voor het volk Israël.


Het verlangen naar de liefde van Jakob blijft. 

Ook dat lezen we terug in de namen van de zonen van Lea. 

Maar haar gemis geeft haar een ruimer zich op haar God.

Haar leven wordt verrijkt door haar verdriet. 

Haar vertrouwen op haar Schepper neemt toe.


Als Juda wordt geboren heeft haar liefde voor God het gewonnen 

van haar verlangen naar de liefde van Jakob.

‘Nu zal ik de Heere loven’ jubelt ze!

Voor het eerst draait het alleen maar om God.


Dat dit profetisch is, beseft Lea niet. 

Uit Juda zal later de Messias worden geboren.

Lea wordt door God gebruikt tot zegen voor alle mensen.

Door haar komt de geboorte van Jezus een stap dichterbij.

Zo heeft Lea met haar diepgewortelde geloof een plaats in Gods plan.


Lea wint de liefde van Jakob niet. 

Ze trekt in vergelijking met Rachel aan het kortste eind.

Altijd. Zolang Rachel leeft.

Wanneer Jakob zijn broer Esau met angst tegemoet gaat, 

plaatst hij Rachel helemaal achteraan.

Zij is het verst verwijdert van het dreigende gevaar. Lea staat in het midden.


En toch… als het leven van Jakob zijn einde nadert noemt hij niet Rachel 

maar Lea.


Het verhaal van Lea laat ons als het ware achter de hemelse schermen kijken.

God werkt door mensen wiens hart naar Hem uit gaat.

Daarbij is uiterlijk totaal niet van belang.

De plaats van Lea in de geschiedenis is groot.

Door haar heen stroomt Gods zegen voor de hele mensheid.

 


 

woensdag 17 november 2021

DE VROUW VAN LOT - De vrouw die de genade van God niet zag

Een akelig verhaal vond ik het altijd.

Eén keer omkijken werd haar fataal.

Hoe zou God zo onbarmhartig kunnen zijn?


Maar wie dieper duikt in het verhaal van Lot,

ontdekt dat God zo genadig was geweest voor haar.

Hij had het geroep over Sodom en Gomorra gehoord.

En Hij was Zelf afgedaald om te kijken of het waar was.

Waren deze steden echt zo goddeloos?

Helaas was het waar. God zag het.

Deze steden waren niet meer te redden.

Zelfs het ontroerende pleidooi van Abraham hielp niet.

Hun zonde was te groot.

Het aantal rechtvaardige inwoners in de stad te klein.


Maar de rechtvaardigen die er nog wel zijn, ook al zijn het er weinig,

die wil God redden.

En daarom stuurt Hij engelen naar het huis van Lot.


Aarzelend kijkt de vrouw van Lot hen aan.

‘God gaat deze stad verwoesten’ waarschuwen ze.

Maar de betekenis van deze woorden dringt nauwelijks tot haar door.

Ze kijkt nog eens om zich heen. Naar haar man en haar dochters.

Waarom zou ze weg gaan? Het leven was hier toch best goed?

Alles is haar zo vertrouwd geworden: de stad, het huis.

Haar man heeft een eervolle positie in het stadsbestuur.

De meisjes zijn hier verloofd.

Het leven gaat hier zijn gang, zoals altijd.

Waarom zou er nu opeens een oordeel los moeten breken?


Deze dag komt God persoonlijk naar haar toe. 

En ze ziet het niet.

Hij kan het kwaad van Sodom niet langer verdragen 

en het ook niet ongestraft laten.

Maar Zijn liefdevolle hart gaat uit naar Lot en zijn gezin.

Zijn hart gaat uit naar haar. Maar ze ziet het niet.

Hij wil haar redden van de klauwen die de verwoesting al naar de stad uitstrekt.

Daarom stuurde Hij Zijn engelen.

Om haar te verlossen. Maar ze ziet het niet.


Ze draalt. De minuten verstrijken.

De engelen kunnen niet langer wachten.

God stelt alles in het werk om het gezin van Lot te sparen.

Eén van de engelen legt een hand op haar arm. Hij leidt haar naar buiten.

‘Vlucht voor je leven’ zegt hij. ‘Kijk niet meer om. Sta nergens stil.’


Daar gaan ze. Lot voorop. Zijn vrouw achter hem.

Amper zijn ze in het stadje Zoar aangekomen of het hemelse geweld breekt los.

En dan zien we dat de vrouw van Lot voorbij is gegaan aan Gods genade.

Aan Zijn liefde voor haar.

Ze heeft het niet gezien.

En daardoor kijkt ze om.

Haar voeten zijn wel op weg gegaan, de stad Sodom uit.

Maar haar hart is in Sodom gebleven.


‘Maar zijn vrouw, die achter hem liep, zag om en werd een zoutpilaar.’

Met dertien woorden komt er een einde aan haar leven. 

Versteend, verstild…


Want zij letten niet

op de daden van de HEERE,

en op het werk van Zijn handen;

daarom zal Hij hen afbreken en niet opbouwen.

Psalm 28:5


De vrouw van Lot lette niet op Gods werk. En het kostte haar het leven.

Ze liet God niet toe haar te sparen.

Ze zag Zijn uitgestoken reddende hand niet.


God biedt de mensheid in deze tijd ook genade aan.

We leven in de genadetijd.

Genade is een ongekende rijkdom die we ontvangen 

in de Heere Jezus als we geloven.

Er is hoop voor elk mensenkind.

Ontvang jij het met open armen?

Ik hoop het. Zijn genade overspoelt ons dag aan dag.

Dwars door alle narigheid heen.

Zij geeft ons het leven.

Zie jij het nog?

 


 

woensdag 10 november 2021

HAGAR – De vrouw die in haar diepste wanhoop een ontmoeting had met Jezus

Moeizaam sleept Hagar zichzelf verder.

Haar slapen kloppen en haar ogen steken door de felle zon.

De woestijn waarin ze nu al dagen loopt biedt haar geen enkele schuilplaats.

Ze wil terug.

Naar Egypte.

Het land waar ze geboren werd tussen de afgodendienaars.

Tien jaar geleden kwam ze bij Abraham en Sara terecht.

Opmerkelijke mensen, want met hen had de God van de hemel 

een verbond gesloten.

Door hen kwam Hagar met deze levende God in aanraking.

En hoewel ze slavin was, werd ze toch goed behandeld.

De afgelopen jaren zijn vol met goede herinneringen.


Toch is het geen dankbaarheid die Hagars hart op dit moment vervult.

Boosheid heeft bezit van haar genomen, verdriet en bitterheid.

Diepe vernedering.


God had een zoon belooft aan Abraham. Maar de zoon kwam niet.

En toen was het oog van Sara op Hagar gevallen. Misschien kon zij…

Al snel was ze zwanger geraakt.

Maar daarmee kwam ook de onvrede in de tenten van Abraham.

Kinderloze vrouwen worden veracht. 

Hagar liet niet na om dat Sara haarfijn te laten voelen.

Maar Sara verdedigt zichzelf, door haar macht als meesteres over 

Hagar te gebruiken om haar te vernederen. Zo logisch en verklaarbaar.

En tegelijk zo pijnlijk voor Hagar.


Het werd Hagar teveel. En nu is ze gevlucht. Zonder toestemming.

Zonder aankondiging ook.

Langzaam begint het tot Hagar door te dringen hoe gevaarlijk het is 

wat ze heeft gedaan.

Ze kan hier in de woestijn op geen enkele hulp rekenen.

Eigenlijk heeft ze zichzelf en haar ongeboren kind, de dood in gejaagd.


Zo bereikt Hagar een waterbron aan de weg naar Sur. 

Even verfrissing.

Even haar dorst lessen. Even rust.

Maar binnenin Hagar…

God ziet haar gekwelde ziel.

En opeens is Hij er: de Engel des Heren.

Het kleine stipje wat zich door de hete woestijn bewoog is God niet ontgaan.

Zijn ogen hebben haar gevolgd. Zoals Hij jou en mij volgt.


Hij noemt haar naam: ‘Hagar’.

Hij kent haar. Hij weet precies wie ze is: ‘Slavin van Sarai’.

Ze mag dan op de vlucht zijn. 

In Gods ogen is ze nog steeds Hagar, het dienstmeisje van Sara.


Geen enkel verwijt. Geen beschuldiging. 

Hoewel God daar alle reden toe zou hebben.

Maar haar naam: Hagar. Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe?


Een vraag die alle verdedigingsmuren afbreekt. 

Een vraag die Hagar de kans geeft om haar hart te luchten.


Dit is Jezus. Later zou Hij op dezelfde manier met schuldige vrouwen om gaan 

en hen voor zich winnen. 

Denk maar aan de Samaritaanse vrouw of de overspelige vrouw.


De eerste ontmoeting van Jezus in de bijbel is met Hagar. Een mensenkind.

Een jonge heidense vrouw, die niet bij het volk van God hoort.

Een vrouw die in de uiterste nood van haar leven is beland.

Hij wijst haar de weg van verlossing.

Het is de weg van vernedering.


In plaats van voor zichzelf op te komen voor haar gelijk, 

moet Hagar zichzelf vernederen.

Hij geeft haar Zelf het voorbeeld.

Hij vernederde zichzelf, letterlijk, doordat Hij naar Hagar toe komt 

en haar persoonlijk te vertellen dat ze een zoon krijgt: 

Ismael. Dat betekend: God hoort.


Hagars reactie is er één van stille aanbidding: ‘Oh God Die mij ziet.’


Oh God die mij ziet. Oh God die jou ziet!

Kleine stipjes in de woestijn van deze wereld.

De zon kan zo branden.

We snakken naar een beetje rust en verkoeling.

We snakken naar een veilige schuilplaats.

Het is soms zo verleidelijk om onze eigen weg maar te gaan.

En dan is daar de Engel des Heeren: Jezus.

Hij noemt je naam en vraagt: waar kom je vandaan en waar ga je naar toe?

Ontwapenend. 

Stort je hart maar bij Hem uit. Hij heeft je lief en wijst je de weg naar het Leven.


Micah Hayns


maandag 1 november 2021

Onder een open hemel

 

Soms lijkt het wel herfst in een mensenleven.

Sombere dagen, donkere nachten. 

Al je vreugde is op de vlucht gegaan voor de stormen die om je heen woeden. 

Of misschien wel binnenin jou.

De zon van je blijdschap kan niet meer tegen de mist op.

En je vraagt je af: hoe kom ik hier doorheen?

Vind ik ooit de vreugde van vroeger weer?


Zelf duik ik op zulke dagen het liefst de Psalmen in.

David kende namelijk ook zulke dagen.

Hij was een mens als wij.

Durven we dat nog? Mens zijn. Gebroken zijn. Verdrietig zijn.

En dan toch met al je gebrokenheid en je verdriet onder een open hemel 

gaan staan.

Je niet meer beter voordoen.

God weet immers wat voor maaksel wij zijn; staat er in Psalm 103.

Hij weet het allang. En toch willen we zo graag heel en blij bij hem komen.

Onszelf maar oppoetsen.

Weet je wat er gebeurd, als je gebroken onder Gods hemel durft te gaan staan?

Dan gaat Gods zon schijnen. 

En dan valt Zijn licht opeens op alle zegeningen die er ook zijn.


‘Loof de Heere, mijn ziel, en vergeet niet één van Zijn weldaden.’

Vaak lezen mensen psalm 103 voor op de mooie dagen. 

Als de zon hoog aan de hemel staat en vreugde je dagen vervult.

Niet als het stormt, als je je van alle kanten ingesloten voelt door een 

muur van kille mist.

En toch…


Deze Psalm helpt je om te kijken wat er wél is. Naar wat we gekregen hebben.

– Die ál Uw ongerechtigheid vergeeft; 

hoe vaak is Hij jou met vergeving tegemoet gekomen?

– Die al Uw krankheden geneest; 

hoe vaak heeft Hij je nieuwe kracht gegeven als je aan het einde van je latijn was?

– Die uw leven verlost van het graf; 

hoe vaak heeft Hij jou nieuwe uitzicht en hoop gegeven?


Langzaam begint de mist al een beetje op te trekken. Merk je het?

Zie je al een beetje de contouren van een veilig huis waar je voor 

stormen schuilen kunt.


– Zo hoog als de hemel is boven de aarde, 

zó krachtig is Zijn genade beschermen uitgespreid over degenen die Hem vrezen; 

ook als al je vreugde op de vlucht is gegaan. Juist dan!


– Immers, Hij weet wie wij zijn, voortdurend denkt Hij er aan dat wij stof zijn…;

Daar heb je die tekst. Hij weet er alles van.


Hij weet dat wij mensen zwak zijn en dat we niet alles kunnen dragen.

Daarom legt Hij alles wat jij niet dragen kunt op de schouders van Zijn Zoon.

Daardoor kan en mag je gebroken onder een open hemel gaan staan.

Jezus, een mens als wij, Hij droeg het kruis voor ons…


God denkt wel aan ons. En in het donker van het leven wil Hij ons bijlichten.

In de storm biedt Hij bescherming.

Zijn barmhartigheid trekt een rode draad door ons leven waarlangs wij een weg 

kunnen zoeken.


Voel je alweer een sprankje vreugde?

Zing het jezelf maar toe:


Geen vader sloeg met groter mededogen
Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen,
Dan Isrels HEER op ieder, die Hem vreest;
Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten,
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,
En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest.

Loof, loof den HEER, mijn ziel, met alle krachten;
Verhef Zijn naam, zo groot, zo heilig t' achten;
Och of nu al, wat in mij is, Hem preez'!
Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;
Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden;
Vergeet ze niet; 't is God, die z' u bewees.

 


 

 


 

Stoppen met hozen