Stel je voor: je
bent een kind wat meereist met het volk Israël.
Jullie hebben net de
zee achter je gelaten waar de Egyptenaren zijn verslagen.
Wat een paniek was
er uitgebroken toen bleek dat de farao jullie op de hielen zat.
Jullie konden geen
kant op en je keek net als alle anderen radeloos om je heen.
Je hoorde je ouders
schreeuwen: ‘Heeft Mozes wel enig idee waar hij mee bezig is?’
Je hart klopte zowat
uit je borstkas, maar God deed een machtig wonder.
Hij maakte een pad,
dwars door de zee!
Je zong en danste
mee toen iedereen uitbundig de overwinning vierde.
En paar dagen later
liep je achter je ouders aan door de hete woestijn.
De zon brandde heet
op je hoofd en je voeten sleepten door het warme zand.
Je kreeg honger en
je ouders ook. Je hoorde hen weer mopperen.
‘Waren we maar in
Egypte gebleven!’
En toen was er
opeens weer vlees in overvloed, een lekker zoet brood en koeken.
Dapper hielp je elke
dag manna te verzamelen en opeens wordt het dan Sabbat.
Er ligt geen manna,
dus op vrijdag moet er voor twee dagen gebakken worden.
En nu ben je weer
verder getrokken met je ouders door de woestijn.
Je krijgt vreselijke
dorst. Je vraagt water, maar je krijgt maar een klein slokje, want
het is bijna op.
Je wordt moe en je
begint te jammeren en je ouders klagen tegen Mozes en dan… Mozes
slaat op de rots en het water bruist en kolkt eruit. Er is genoeg
voor iedereen en jullie zakken worden weer gevuld.
Maar je hebt dit
hoogtepunt nauwelijks verwerkt of je wordt door je ouders in paniek
naar een andere plek gebracht want het kamp is aangevallen door de
Amalekieten. Juist in het achterste gedeelte; daar waar de kinderen
waren.
Jozua snelt met een
aantal mannen dichterbij en jaagt de Amalakieten terug de bergen in.
Die nacht slaap je bijna niet. Bang vraag je je af wat er nu gaat
gebeuren. Mozes heeft het kamp verlaten en is naar de berg tegenover
die van de Amalakieten gegaan. Als je die morgen het kleine beetje
slaap wat je hebt gehad uit je ogen wrijft, zie je Mozes op de berg;
zijn handen omhoog geheven naar God. Je hoort het vechten, maar je
mag jezelf niet verroeren. Je beeft van angst, de strijd is zo
dichtbij.
Herken je de angst?
Herken je de wanhoop?
En dan opeens weer
de hoop, omdat God laat zien hoe machtig Hij is.
Herken je de paniek
die toe kan slaan als de strijd zo angstaanjagend dichtbij komt?
Vraag je jezelf ook
wel eens af waar God mee bezig is?
In de wereld of
misschien wel in je eigen leven?
Toen ik een paar
weken geleden de verhalen in exodus las, werd ik er stil van.
Het is zo
herkenbaar; die hoogtepunten, maar vooral ook die dieptepunten.
Hoop die oplaait, en
hoop die weer vervliegt.
De vraag die steeds
weer uit je hart opwelt: ‘God, waar bent U mee bezig?’
We vergeten zo vaak
dat, ondanks dat de strijd zo voelbaar aanwezig is, de overwinning al
is behaalt.
We beseffen niet dat
wij, stuk voor stuk, deel uit maken van een groot wonder.
Het kind waar ik
hiervoor over schreef, besefte dat net zo min. Hij of zij maakte
onderdeel uit van een wonder zo groot, dat er eeuwen later nog over
gesproken zou worden. Het was één van die 600.000 mensen die deel
uitmaakten van het volk van God.
Ook jij en ik maken
daar deel van uit. Alleen zien we het vaak niet, want we staan te
dichtbij, we zitten er midden in.
Zie je nog, net als
Mozes, dat de Heer je God is Die altijd weer voorziet?
Besef je dat de
overwinning al is behaalt, op Golgotha?
Besef je dat God je
op een dag thuis zal brengen in het beloofde land.
Ondanks alles.
Ondanks de wanhoop, ondanks ons ongeloof, ons klagen en ons mopperen.
Hij brengt ons
thuis! Wat een Liefde!
Dat is de hoop
waaruit we mogen putten!
1 opmerking:
Het komt zo dichtbij als je het door de ogen van een kind bekijkt! Dank je wel voor deze blog.
Een reactie posten