Vanmorgen klonk haar stem door mijn woonkamer.
Ze las voor uit Lukas 8: De storm gestild.
Terwijl ze las zag ik mezelf tobben in mijn kleine bootje.
Druk bezig met hozen. Ploeterend, dwars tegen de storm in.
Allang uitgeput, maar toch doorgaand.
In een poging mezelf en mijn gezin te redden van de ondergang.
Want er gebeurd zoveel. Zowel bij onszelf als om ons heen.
Het stormt. En ik moet de boot redden? Toch?
Twee vrouwen uit onze gemeente komen elke twee weken op maandag langs.
We lezen wat en bidden samen. En wat is dat keer op keer weer en bemoediging.
Er is geen stroom waarop ik mezelf rustig kan laten meedrijven.
Het is alsof ik me voortdurend midden in de branding bevind.
Door de golven van het leven heen en weer geslingerd en
steeds weer ruw op het strand gesmeten.
Jezus zei tegen Zijn discipelen:
‘Laten we naar de overkant gaan.’
Maar ik lijk niet verder te komen. Ik draai rond in kringetjes.
Steeds is er weer een golf die over me heen slaat en me uit evenwicht haalt.
Ik lijk een speelbal van de golven.
En toch; er ís een overkant.
Jezus wist dat.
Terwijl de wind en de golven om me heen slaan en ik steeds weer op
het strand gesmeten wordt, slaapt Hij.
Terwijl ik sta te hozen en vecht om overeind te blijven, slaapt Hij.
En al slapend is Hij het toonbeeld van rust midden in de storm.
Is het misschien zo dat het er in stormachtige situaties niet alleen maar
om gaat dat we tot God roepen? Natuurlijk doen we dat en dat mag ook.
Al onze angst, verdriet en teleurstelling mogen we bij Hem kwijt.
Maar zou Jezus al slapend ook een voorbeeld voor ons zijn?
Slapen is stil zijn.
Slapen is vertrouwen in de puurste zin van het woord.
Slapen is ‘jezelf uit handen durven geven.’
Slapen is overgave.
Slapen is verwachten dat er hoe dan ook een overkant zal zijn.
Een nieuwe morgen die verschijnt vanuit het donker.
Laat mij slapend op U wachten,
Heer dan slaap ik zo gerust.
Jezus kon slapen omdat Hij er zeker van was dat Zijn Vader er altijd is.
Hoe dan ook. Zelfs als de boot zou zinken. God de Vader zorgt altijd.
God de Vader draagt altijd.
Jezus wist: God de Vader staat garant voor de overkant.
Door al mijn harde werken en hozen kwam ik in de overleefstand.
Ik raakte doodmoe en overprikkelt. Ik kon niet meer slapen.
Niet meer stil worden. Mezelf uit handen geven.
Zou de slapende Jezus een voorbeeld voor mij kunnen zijn?
Of voor jou?
‘Waar is uw geloof?’ vraagt Jezus aan Zijn discipelen.
Misschien niet het geloof om zelf de storm te bestraffen.
Maar het geloof dat de Vader hoe dan ook bij je is. Dat Hij draagt. Dat Hij voorziet.
Dat Hij de haren op je hoofd heeft geteld en dat Hij je hoe dan ook
aan de overkant brengt.
Jij mag stoppen met hozen.