Het is nog vroeg.
Mijn blote voeten
graven zich in het zand terwijl ik mezelf probeer te ontspannen in de
tuinstoel die manlief net voor me heeft neergezet.
De kinderen hebben
hun slippers uitgeschopt en rennen in de richting van het water.
Hun gelach klinkt
als muziek in mijn oren.
Wat heerlijk dat er
nog maar zo weinig mensen zijn.
Niet veel later hap
ik in een versgebakken appelflap van de bakker op de markt.
Ik zag mijn zoon van
zeven vanmorgen zo dapper voor de kraam staan en ik hoorde hem
zeggen:
‘Vier appelflappen
alsjeblief graag!’
Wat was ik trots.
Wat wordt hij groot.
Onwillekeurig welt
de dankbaarheid in mijn hart op. Wat is dit genieten.
Morgen nemen we
afscheid van onze oude kerk, en volgende week start het
revalidatietraject.
Ik denk er veel over
na. Veel te veel.
Ik zou beter willen
worden in danken in plaats van in denken.
Als ik teveel
nadenk, draait het uit eindelijk alleen maar om mij, mij, mij…en ik
word er zo moe van.
Maar als ik dank,
kan ik mijn ogen van mezelf en mijn zorgen en falen afwenden, en
richten op andere dingen. Dingen die misschien zo klein lijken, maar
zo groot zijn.
Groter dan ikzelf.
Wonderen.
Water en zand in de
vroege ochtenduren. De zon die mijn huid aangenaam verwarmd.
Kinderen die spelen
en elke dag weer groeien en leren.
En naast mij op een
kleedje de man die ik zo intens liefheb.
Natuurlijk zijn er
veel moeilijke dingen.
Dingen die pijn
doen, die me kwetsen, waar ik geen raad mee weet.
Maar er is nog
zoveel meer moois en goeds.
Dingen om me over te
verbazen en te verwonderen.
Ik moet zo oppassen
dat ik ze niet meer zie.
Ik wil er in oefenen
om dankbaar te zijn voor al het goede wat me elke dag zomaar in de
schoot geworpen wordt.
Zie ik het nog?
Zie jij het nog?
Misschien moet je
wel heel hard zoeken.
Misschien is al het
goede wel verborgen geraakt onder lagen van teleurstelling en
verdriet.
Pijn en moeite zijn
onderdeel van ons leven hier op aarde. Het leven is niet logisch.
De één bidt en
vindt zijn sleutels. Een volgende bidt en blijft toch ziek.
Paulus en Silas
baden en zongen in de gevangenis en werden op een wonderbaarlijke
manier uit de gevangenis bevrijd. Johannes de Doper werd onthoofd.
Het lijkt soms net of het geloof dan weer wel en dan weer niet werkt.
Het leven kan je zo lam slaan.
Ik geloof dat God
niet van ons verwacht dat we sterk zijn. Hij vindt het niet erg als we huilen. De moeiten hier op aarde passen niet in één of ander
afgebakend hokje over Gods wil.
De kunst van het
leven is misschien wel leren om de waarheid te spreken.
Het leven is soms
rauw en vol verdriet. God weet dat en Hij is er niet bang voor.
Maar dwars
daardoorheen geeft Hij zoveel goeds.
Kleine dingen die
groot zijn, omdat ze onze hoop weer doen groeien.
Ik bid dat jij en ik
ze, misschien wel dwars door de tranen heen, weer zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten